Het algemene DOGma (DM) is dat het zoveel mogelijk leuk moet zijn tussen geleider en hond - 'have fun' !
Wanneer het 'moet', als een verplichting aanvoelt, stress bezorgt, een last is, dan geraakt men in een negatieve spiraal...
Dan is het eerst tijd om aan positiviteit te werken...
DM 1 - Groepsveiligheid en leiderschap
Definitie: De hond voelt zich veilig binnen de groep (roedelgezin) en de ge-leider toont natuurlijk leiderschap zonder dominantie.
Belangrijkste kenmerken: Geen boosheid of straffen, maar geduld en herhaling. De ge-leider toont respect en heeft oog voor de noden van de hond. Deze reageert ook met respect naar de ge-leider.
De transformationele leider met emotionele intelligentie wordt geïntroduceerd. Deze leider heeft charisma, motiveert en investeert persoonlijk in een veilige ontwikkeling door een aanvoelen en aansturen van emoties. Maar de leider enthousiasmeert vooral via positieve energie overdracht.
Definitie: De hond wordt goed gesocialiseerd en de geleider biedt hierbij zorg en begeleiding.
Belangrijkste kenmerken: Geduld, vooral bij oudere honden of honden met negatieve ervaringen. De begeleider laat de hond nieuwe ervaringen opdoen en leert wat veilig is .
Socialisatie betekent dat de hond leert omgaan met prikkels zonder er direct op te reageren. Hierdoor kan de hond rustig blijven in verschillende situaties en beter omgaan met stress.
DM 2 - Socialisatie en zorg
DM 3 - Hulp en steun
Definitie: De hond wil helpen en krijgt taken om uit te voeren.
Belangrijkste kenmerken: Combineer voorspelbaarheid met duidelijke instructies over wat de hond kan doen .
Een hond wil een taak uitvoeren en kiest er zelf één als er geen wordt aangeboden of gevraagd om niet gefrustreerd te raken.
Definitie: Rust is ook een activiteit en kan worden aangeleerd.
Belangrijkste kenmerken: Rust bevorderen door kalmte en vriendelijkheid. De hond leert dat niet alles een reactie vereist en dat rust een natuurlijke staat is.
De hond heeft nood aan een frustratie- en stressloze opvoeding.
Positieve stress helpt evenwel om beperkingen te kunnen overwinnen en is dus nodig, maar het is een kunst om dat te doen met een minimum aan stresservaring.
De geleider heeft bovendien een enorme impact op het gedrag van de hond door het doorgeven van het eigen "(on)rust-niveau".
DM 4 - Rust
DM 5 - Aandacht
Definitie: Aandacht wordt op de juiste manier gegeven om gedrag te beïnvloeden.
Belangrijkste kenmerken: Positieve aandacht bevordert goed gedrag, terwijl negatieve aandacht of negeren straffen kunnen zijn. De leiband wordt voor permanent onderling contact gebruikt, niet als strafinstrument.
Aandachtstraining vormt de basis van de connectie tussen hond en geleider. Het kan ook helpen om angst en stress te verminderen, omdat de hond leert dat hij op de geleider kan vertrouwen en dat die hem door verschillende moeilijke situaties heen leidt.
Definitie: Communicatie met de hond is gebaseerd op energie, gevoelens, instincten, en lichaamstaal.
Belangrijkste kenmerken: Gebruik van energie, emoties, geur, beweging, en gezichtsuitdrukkingen. Praten verloopt rustig en met gevoel.
Gevoelspreken is spreken tegen de hond waarbij energie en emotie belangrijker zijn dan de woorden.
DM 6 - Gedragscommunicatie
DM 7 - Actie en reactie
Definitie: De hond reageert op bewegingen en acties van de geleider.
Belangrijkste kenmerken: Naar de hond toegaan is hem wegjagen, terwijl van de hond weggaan hem laat komen. Gebruik de leiband op de juiste manier om gedrag positief te beïnvloeden.
Een goed begrip van actie en reactie zorgt voor het vermijden van veel misverstanden.
Definitie: Duidelijke grenzen stellen voor wat wel en niet toegestaan is.
Belangrijkste kenmerken: Niet straffen maar voorspelbaarheid en circulaire communicatie gebruiken. Eerst uitleggen, dan vragen, en herhalen tot duidelijk is wat wordt verwacht.
Verlangens zijn een wens om iets te verkrijgen. Iets niet krijgen zorgt voor frustratie. Duidelijke grenzen zorgen ervoor dat frustratie onder controle blijft, dankzij structuur. Dit zorgt voor veiligheid en het voorkomen van probleemgedrag.
DM 8 - Grenzen
DM 9 - Territorium en bezit
Definitie: De hond kent en respecteert zijn territorium en bezittingen.
Belangrijkste kenmerken: Eigen lichaam, hol, thuis, en jachtgebied. De hond leert wat zijn territorium is en hoe hij zich daarin gedraagt.
Dit helpt om conflicten en agressief gedrag te minderen.
Definitie: De geleider communiceert goed met de hond die dan weet wat er gaat gebeuren zodat die zich veilig voelt.
Belangrijkste kenmerken: Altijd duidelijk communiceren wat er gaat gebeuren. Voorspelbaarheid helpt de hond om niet verrast te worden en om zich veilig te voelen .
Honden voelen zich veiliger en meer op hun gemak wanneer ze weten wat ze kunnen verwachten. Dit helpt om stress en angst te verminderen, wat kan leiden tot een gelukkiger en gezonder dier.
DM 10 - Voorspelbaarheid
Deze dogma's helpen bij het trainen van honden op een positieve en hondvriendelijke manier, waarbij communicatie, begrip en mededogen centraal staan.